Symposium Betontechnologie 2025
– verslag –

Ondanks het gegeven dat betontechnologie een heel specifieke expertise is, was er een gemêleerd publiek aanwezig op het eerste Symposium Betontechnologie. Voor de verduurzaming van cement en beton liggen niet alle maatregelen alleen bij de cement- en betonproducenten, maar ook andere actoren in de keten kunnen een aandeel leveren en vanuit dat oogpunt is het goed dat die partijen hun interesse toonden in de verduurzaming van beton. Een goed voorbeeld is de locatie van het symposium: een afgedankt kantoorpand met een betonskelet en betonnen borstweringen, dat nieuw leven is ingeblazen als evenementenlocatie KAS, onder andere door de optopping met een kas.

Verduurzamen betonketen

Netwerken-symposium-betontechnologie

In de Roadmap CO2-reductie cement en beton in Nederland worden alle maatregelen die bijdragen aan het terugdringen van de CO2-uitstoot toegelicht. In de Roadmap is een reële inschatting gemaakt welke reductie er mogelijk is in de keten; dat het misschien zelfs sneller kan gaan lieten de voorbeelden op het symposium zien. De inschatting in de Roadmap is dat de cement- en betonketen in 2030 50% CO2-reductie bereikt ten opzichte van 1990. In 2040 ligt dat op 90% en in 2050 is de voorspelling dat meer dan 100% gereduceerd wordt; oftewel dat het materiaal CO2-negatief wordt. En dan is nog niet eens in de berekening meegenomen de reductie die beton in de gebruiksfase kan bewerkstelligen doordat met beton, door de thermische massa, minder energie nodig is voor verwarmen en koelen. Over dat onderwerp is een symposium in voorbereiding dat op 11 november 2025 zal plaatsvinden.

Dit eerste Symposium Betontechnologie was specifiek gericht op de maatregelen die genomen kunnen worden met het materiaal zelf: verduurzamen van de keten door minder cement in beton en minder klinker in cement toe te passen. De onderwerpen die aan bod kwamen: korrelpakking, uitgestelde sterkte, nieuwe CEM II-cementen die portlandcement kunnen vervangen, ontwikkelingen in de betonnormen en ontwikkelingen in hulpstoffen. De sprekers schreven allen over het onderwerp van hun presentatie ook een artikel, dat verscheen in een speciale uitgave van Betoniek Vakblad en werd uitgedeeld op het symposium. Abonnees van Betoniek krijgen deze op hun bureau, of kunnen de artikelen online lezen. De dag werd deskundig geleid door Jacques Linssen, vakredacteur van Betoniek. Hieronder een korte samenvatting van de presentaties.

Korrelpakking

In de introductie van Edwin Vermeulen (Cement&BetonCentrum) over korrelpakking werden de werking en de ontwikkeling van korrelpakkingsmodellen toegelicht, zie hiervoor ook onze artikelen Korrelpakking optimalisatie voor verduurzaming  en Ontwerpparameters extreme korrelpakking voor duurzaam beton. Cement&BetonCentrum ontwikkelde een gratis app (voor Android) die de korrelpakking van twee, drie en vier ingevoerde fracties kan optimaliseren.

Op basis van dit model en een tweede model dat is opgenomen in een eigen ontwikkelde spreadsheet liet Marcel Bruin (Heidelberg Materials) zien welke resultaten ze voor een in de praktijk toegepaste betonsamenstelling in het laboratorium behaalden. En die resultaten waren zeer interessant, dus zeker de moeite waard voor betontechnologen om met de C&BC app of een ander model aan de slag te gaan!

Doorgaande strekte

Jeannette van den Bos (Rijkswaterstaat) lichtte het benutten van doorgaande sterkte-ontwikkeling toe: CEM I heeft een snelle sterkte-ontwikkeling die na een paar dagen traag doorontwikkelt; de CEM III cementen komen weliswaar wat later op gang maar gaan veel langer door met de sterkteontwikkeling. Deze ruimte kan benut worden en wordt omschreven in CROW-CUR 122, die overigens recent als normatief is aangewezen in de nationale bijlage van NEN-EN 1992-1-1:2024 (Eurocode). Doordat de doorgaande sterkte impliciet al is meegenomen in de Eurocode, moet er gewerkt worden met een factor, waardoor alleen het deel dat boven 15% doorgroei in sterkte uitstijgt beschikbaar is als extra sterkte voor het ontwerp. In de meeste ontwerpen resulteert dat bij gebruik van trage cementsoorten in de mogelijkheid om een sterkteklasse lager te gaan.
Het toepassen van doorgaande sterkte vraagt goede afstemming tussen ontwerp, uitvoering en betonleverancier. Uitgestelde sterkte betekent dat de constructie pas op een later tijdstip volledig belast kan worden, en dus vaak langer in de kist staat. Maar er zijn vele situaties waarbij de belasting tijdens de bouw ver onder de belasting tijdens het gebruik ligt, dus er liggen voldoende kansen.

Nieuw cementen CEM II met gecalcineerde klei of slak en kalksteenmeel

Symposium-betontechnologie-isabel-dierickx

Isabel Dierickx (CCB, Cementir), Marcel Bruin (Heidelberg Materials) en Werner Remarque (Dyckerhoff) presenteerden verschillende CEM II varianten die deels al beschikbaar zijn of binnenkort beschikbaar komen. Er wordt voor het verlagen van CO2-emissies gezocht naar alternatieve cementsoorten ter vervanging van portlandcement. Omdat de beschikbaarheid van grondstoffen die nu gecombineerd worden met portlandcementklinker, zoals poederkoolvliegas en hoogovenslakken, op de langere termijn onzeker is, wordt voor deze nieuwe cementen ingezet op lagere slakgehaltes en nieuwe grondstoffen zoals gecalcineerde klei.

CEM II cementen zijn composietcementen waarbij meerdere grondstoffen toegevoegd worden ter verlaging van het klinkergehalte, zoals de combinatie hoogovenslak (S) en kalksteenmeel (LL) of gecalcineerde klei (Q) met kalksteenmeel. De sterkteontwikkeling van deze cementen is zeer interessant voor de prefab industrie als vervanging voor CEM I, omdat de eerste twee dagen de sterkteontwikkeling vergelijkbaar is met die van portlandcement. Daarna loopt de sterkteontwikkeling tussen CEM I en CEM III in.

Voordat een nieuw cement geïntroduceerd wordt, zijn er vele stappen nodig. Het gaat dan in eerste instantie om het bepalen van de juiste productiemethode om te komen tot de gewenste eigenschappen, zoals de sterkteontwikkeling en de waterbehoefte. Mogelijke variabelen zijn onder andere de verhitting van gecalcineerde klei op verschillende temperaturen en de mengverhouding van de hoofdbestanddelen. Deze cement-varianten dienen dan getest en beproeft te worden in verschillende betonsamenstellingen. Dan volgen pilotprojecten. Voordat een marktintroductie plaatsvindt, moeten er een aantal normatieve tests uitgevoerd worden, die vaak per land verschillen.

Voor Nederland en België moet de specifieke geschiktheid aangetoond worden; dat zijn lange duur testen, maar we kunnen moeilijk 50 jaar gaan wachten op deze cementen. Daarom zijn er vervangende testen ontwikkeld die een versnelde veroudering simuleren. In Nederland is het uit te voeren onderzoek voor nieuwe cementen beschreven in CROW-CUR 48.
Met deze type cementen wordt 15% (A) , 30% (B) tot 45% (C) klinker vervangen.

Ontwikkeling in de beton normen

De beton normen moeten met hun tijd meegaan om de verduurzaming van beton mogelijk te maken, zoals het opnemen van de nieuwe cementen en het verlagen van het minimum cementgehalte. Nico Vonk (Ecocem), voorzitter NEN Beton, lichtte een aantal aspecten toe die eraan zitten te komen bij de herziening van NEN 8005. Deze zijn nog in ontwikkeling, dus nog aan verandering onderhevig.
In de norm kan men op een aantal aspecten sturen: de maximale water/cementfactor, het minimale cementgehalte per milieuklasse of de overweging om bepaalde cementen uit te sluiten van een specifieke milieuklasse. De normcommissie probeert het geheel overzichtelijk te houden.

Zo was er de vraag om in de norm op te nemen dat grotere percentages betongranulaat in beton mogen – de huidige norm gaat tot maximaal 30%. Met CROW-CUR aanbevelingen 106/ 112/ 127 kan er wel een grotere hoeveelheid toegepast gaan worden. De gedachte is om de eisen in NEN 8005 te baseren op CUR 127, die zowel grof als fijn secundair toeslagmateriaal behandelt, maar deze iets aan te scherpen om algemeen gebruik toe te kunnen staan. Uiteindelijk bleek vanuit de constructieve hoek een hoger percentage granulaat te stuiten op problemen met het opvangen van dwarskrachten, en wordt er een aanscherping verwacht van de huidige grens van 30% voor regulier betongranulaat naar 20%. Die nieuwe grenswaarde zal waarschijnlijk nu als basis worden gehanteerd voor het bepalen van ruimere grenswaarden voor selectief gebroken betongranulaat. Omdat er onvoldoende betongranulaat uit einde levensduur projecten komt zal de algemene verlaging naar 20% vervanging voor de praktijk niet bezwaarlijk zijn.

Hulpstoffen

Naast verlagen van de waterbehoefte door optimalisatie van de korrelpakking kan de waterbehoefte ook worden verlaagd met behulp van plastificeerders. Hans Huppertz (Cugla) liet zien welke type hulpstoffen veel worden toegepast en wat de molecuul opbouw is van de 3e generatie PCE polycarboxylaatether, die veel wordt toegepast. Deze type hulpstof kan nauwkeurig afgestemd worden op de wensen voor de werking. Afhankelijk van de aantallen en combinaties van ankerpunten en vertakkingen, en de vorm en lengte daarvan krijgt de hulpstof andere eigenschappen.
In de huidige praktijk worden er zo’n 5 soorten hulpstoffen gebruikt, de verwachting is dat dit in de toekomst zat stijgen naar 7 tot 10 soorten hulpstoffen.

Vervolg volgend jaar

Symposium-betontechnologie-sprekers

De sprekers werden bedankt met een betonnen bijenhotel

Het eerste Symposium Betontechnologie was met 140 deelnemers een groot succes en er is meteen een ’save the date’ afgegeven voor 20 mei 2026 – schrijf het alvast in je agenda!

Klik op het icoon om dit agenda item in je agenda te zetten.

Een video impressie van Symposium Betontechnologie 2025:

Beeld: Paul Vermeulen van Betoniek